Een toonaangevende glasfabrikant had terugkerende problemen met de veiligheidsventielen van een alternatieve leverancier die in de hele productielijn waren geïnstalleerd. De gebruikte ventielen waren gevoelig voor storingen, vooral tijdens verificatietests, en boden onvoldoende afblaascapaciteit op kritieke momenten. Bovendien beperkte hun minimale werkdruk (3,5 bar) de flexibiliteit en maakte deze ze ongeschikt voor delen van het systeem die bij 3 bar moesten werken. Om een veilige werking te behouden, moesten de ventielen bij de hoofd-luchtverzorgingsunit (FRL) worden geplaatst, waardoor de beschermingsdekking langs de lijn beperkt bleef.